Zondag na Pasen heette het in de christelijk-orthodoxe traditie en cultuur Antipasa. Anders wordt deze dag Fomina-week genoemd. Deze feestdag is de historische herinnering van de kerk over de verschijning van de verrezen Christus aan zijn discipelen.
![Image Image](https://images.culturehatti.com/img/kultura-i-obshestvo/53/antipasha-kak-den-utverzhdeniya-v-vere-vseh-somnevayushihsya.jpg)
De naam van de vakantie Antipasa kan worden vertaald als "tegenover Pasen staan" of "in plaats van Pasen". Deze naam spreekt van de tijd van de viering van de christelijke triomf. De naam van de vakantie Fomina-week kondigt de verschijning van de verrezen Christus aan de apostelen aan, waaronder speciale aandacht wordt besteed aan de bevestiging van de apostel Thomas in geloof in de wonderbaarlijke opstanding van Christus.
De evangeliën vertellen verschillende verschijningen van de verrezen Jezus Christus aan zijn discipelen. Dus in een van de evangelieverhalen wordt gezegd dat Christus direct op de avond van de opstanding aan de apostelen verscheen. Onder de naaste discipelen van Christus was er geen apostel Thomas. Andere apostelen verkondigden Thomas de realiteit van de opstanding van de Heiland, maar Thomas geloofde het verhaal dat hij had gehoord niet. De apostel sprak met zijn eigen ogen de wens uit om de opgestane Christus te zien en hem zelfs aan te raken, zijn hand "in de ribben" te steken en getuige te zijn van de wonden in de handen van Christus.
Acht dagen na deze wonderbaarlijke verschijning aan de apostelen verschijnt Christus opnieuw aan zijn discipelen, waaronder Thomas al aanwezig was. Christus zelf nodigde de apostel, die niet in geloof was bevestigd, uit om met eigen ogen de wonden aan zijn handen te zien. Christus vroeg de apostel Thomas ook om zijn hand op de ribben van de opgestane Heiland te leggen. Christus vroeg de apostel Thomas 'om geen ongelovige te zijn, maar een gelovige'. De eerste aanblik van het wonder van de opstanding van Christus zorgde ervoor dat de apostel zich voor altijd in het geloof vestigde, zoals blijkt uit de uitroep van de discipel van Christus en getuigde dat Christus Heer en God is.
Er moet ook worden vermeld dat Christus de apostelen om voedsel vroeg om de realiteit van zijn opstanding te bewijzen, en de mogelijke gedachten weerlegde dat de discipelen een geest zagen.
Bijzondere aandacht wordt gevestigd op de woorden van Christus die Thomas zag en geloofde, maar gezegend zijn 'onbezonnen en gelovend'. Deze belofte van de Heiland is van toepassing op al diegenen die met hun hart en ziel het geloof in de opstanding van Christus accepteren zonder echt zichtbaar bewijs.
Dit evangelieverhaal herinnert iedereen eraan, niet alleen over het feit zelf van de opstanding van Christus, maar ook over de reddingsbehoefte om door de mens het wonder van de opstanding van Christus waar te nemen, want als Christus niet opstond, is al het menselijk geloof in de Heiland zinloos.