Elke persoon heeft minstens één keer in zijn leven gehoord van de tien geboden van God. Maar niet iedereen begrijpt dat dit niet alleen de instructies van de folklore zijn, maar een vrij duidelijke wetgeving die door God aan de mens is verleend.
De Sinaï-wet verwijst naar het corps van besluiten dat de profeet Mozes van God op de berg Sinaï heeft ontvangen. De oudtestamentische tekst vermeldt deze geboden in de twee boeken van de Pentateuch - Exodus en Deuteronomium. De tien geboden zijn de wet voor de mensheid, ze praten over welke acties mensen verboden zijn.
De Heer beval de heilige profeet Mozes om de berg Sinaï te beklimmen. Daar bracht de leider van het Joodse volk veertig dagen door in gebeden tot God. Daarna gaf de Heer Mozes twee stenen tafelen waarop de wetten van de relatie van de mens tot God en andere mensen waren geschreven. De eerste tablet bevatte vier geboden, die instructies bevatten dat een persoon geen andere goden dan één enkele Heer mag hebben, geen afgod mag scheppen, niet tevergeefs de naam van God mag uitspreken en niet moet vergeten dat de sabbat aan God moet worden opgedragen. Deze geboden vormen de houding van de mens tegenover de Heer. Op de tweede tablet werden de overige zes geboden geschreven over communicatie met anderen. Er wordt dus gezegd dat een persoon zijn ouders moet eren (in dit geval zullen mensen lange tijd op aarde leven). Het bevat ook aanwijzingen voor het verbod op moord, overspel, diefstal, leugens en afgunst. Uit de bijbelse geschiedenis blijkt dat geboden niet alleen een fictie van een persoon zijn, maar een besluit van God.
Dit corpus van aanwijzingen werd erkend als bindend voor het Joodse volk. In de tijd van het Nieuwe Testament blijven de tien geboden ook relevant. Christus heeft geen van hen weerlegd. Daarom blijkt de Sinaï-wetgeving een algemene wet van menselijk gedrag te zijn, door God voor alle tijden van de wereld verleend.