Volgens onderzoekers gaat de geschiedenis van de gitaar terug tot de 18-19 eeuw voor Christus. De eerste tekeningen van het instrument werden ontdekt in Babylonië. Op kleitabletten zijn silhouetten afgebeeld van mensen die muziekinstrumenten bespelen die erg op gitaren lijken.
Uit de diepten van eeuwen
De gitaar (Spaanse quitarra) is een houten tokkelinstrument met een lange hals en een achtvormige resonator. De gitaar is het belangrijkste instrument bij het arrangeren van blues, country, flamenco en rockmuziek.
De oude sculpturale afbeeldingen van het originele beeld van de gitaar, dat bestond in het 2e millennium voor Christus, zijn bewaard gebleven. Ze waren gemaakt van schildpad of pompoen en waren blijkbaar bedekt met leer. Soortgelijke instrumenten bestaan tegenwoordig in Iran, op de Balkan en in Griekenland. Interessant is dat ongeveer rond dezelfde tijd in Noord-India een dutar verscheen met een soepel afgerond lichaam en een hals met stemringen.
De belangrijkste fase in het moderniseringsproces van het instrument was de verbetering van de resonator, die een combinatie was van een dek, bovendek en schalen. Er wordt aangenomen dat ze in de III-IV eeuwen voor Christus een nieuw gebouw in China hebben uitgevonden. e. Vervolgens begonnen de ambachtslieden eerst het bovendek te maken in de vorm van een paneel van massief hout. Verschillende versies van het prototype van de gitaar waren erg populair en verspreidden zich snel over de hele wereld. De eenvoud van constructie en het gemak van ontwikkeling maakten deze oude gereedschappen enorm populair, zowel bij gewone mensen als bij de adel. Hiërogliefen die instrumenten voorstellen, qua vorm vergelijkbaar met een gitaar, zijn ook te vinden op oude Egyptische piramides. Kenmerkend is dat deze hiërogliefen letterlijk vertalen als "goed", "goed", mooi."