In de orthodoxe kerk zijn er twaalf speciale dagen die verband houden met de grote tweehonderdste feestdag. Deze vieringen zijn de herinnering van de kerk aan historische gebeurtenissen die een bijzondere spirituele betekenis hebben voor de mens. Op 19 januari viert de orthodoxe kerk het doopsel van Jezus Christus met bijzondere pracht.
De historische gebeurtenis van de doop van Jezus Christus in Jordanië door de heilige profeet Johannes de Doper wordt in detail beschreven in de drie evangeliën: in het bijzonder in het evangelie van Marcus, Lucas en Matteüs. Bovendien vermeldt de apostel Johannes de Evangelist in zijn evangelie dit feit ook, maar indirect - in de vorm van een getuigenis van Johannes de Doper zelf over de gebeurtenis.
Het evangelie van Lucas vertelt ons dat Christus op 30-jarige leeftijd de doop in het Oude Testament ontving in de Jordaan. Dit tijdperk is niet toevallig, want in het oude Israël markeerde de dertigste verjaardag de vorming van een man, en het was precies na het bereiken van deze jaren dat iemand kon gaan prediken.
De doop van Jezus Christus vond volgens het evangelieverhaal plaats in Bethar (ongeveer tien kilometer van de samenvloeiing van de Jordaan in de Dode Zee). Johannes, die de geest van al de grootsheid van de geïncarneerde God zag, wilde aanvankelijk de Heiland niet dopen en vroeg om de doop van laatstgenoemde. Christus stond echter op zijn doop, omdat het zo noodzakelijk was om "alle gerechtigheid" te vervullen (Matt. 3, 15).
Het is vermeldenswaard dat de doop in het Oude Testament een getuigenis van geloof in de ware God was, evenals een doop van bekering, omdat mensen die de Jordaan binnenkwamen, hun zonden beleden. In die zin hoefde Christus niet gedoopt te worden, omdat hij zondeloos was, en het was niet nodig om geloof in God (hijzelf als een van de Personen van de Heilige Drie-eenheid) te belijden. Christus doet dit echter voor het volk, zodat de joden in hem geen afvallige van hun geloof zien. De Heilige Vaders zien de doopbetekenis van Christus. Er wordt dus gezegd dat Christus de zonden van de hele mensheid in de Jordaan heeft gewassen, en de door Christus verrichte doop in het Oude Testament was een prototype van het moderne sacrament van de doop.
De evangeliën vertellen ons dat Christus onmiddellijk uit het water kwam (dat wil zeggen, hij kwam in stilte naar buiten, zonder zonden te belijden). Tijdens de doop daalde de Heilige Geest neer op Christus in de vorm van een duif, en de stem van God de Vader werd gehoord, zeggende dat Christus zijn geliefde Zoon is en de gunst van de Vader heeft. Veel mensen waren getuige van deze gebeurtenissen en vandaar dat de Driekoningen ook de Driekoningen wordt genoemd, omdat de hele Heilige Drie-eenheid aan de mensen werd geopenbaard.
De doop van de Heer Jezus Christus was de eerste belangrijke openbare gebeurtenis die door Christus werd gepleegd. Vanaf dat moment begon de Heiland tot mensen te prediken over de redding en nadering van het Koninkrijk der Hemelen.