De geboren Christus werd slechts door een handjevol mensen herkend. Dertig jaar lang wist niemand iets van hem. Hij heeft, zoals de meeste mensen, achtereenvolgens levensperioden doorgemaakt als jeugd, adolescentie, jeugd en volwassenheid. Hij wijdde ze in en vulde ze met zichzelf.
Levensperioden
In het aardse leven wordt heiligheid geassocieerd met kindertijd en ouderdom. Kinderen zijn heilig omdat ze geen zonde kennen. Ze zijn onschuldig aan zwakheid en onwetendheid. Helaas komen kinderen snel uit deze staat en beginnen ze sluw, sluw en bedrieglijk te worden.
Ouderdom nadert ook heiligheid. Een persoon in deze staat valt in een tweede jeugd. Hij is nergens in geïnteresseerd en wordt ook onschuldig aan zijn zwakheid. Vroeg of laat neemt de duivel de heiligheid weg van zowel kinderen als ouderen.
Moderne kinderen beginnen heel vroeg te zondigen. Ze ontwikkelen verslaving aan mobiele gadgets, een computer, een tv, enz. Tot op hoge leeftijd is hun leven bezaaid met voortdurende zonden, waarvan het voor hen moeilijk is om er vanaf te komen, zelfs wanneer ze op het punt staan te sterven.
Elk tijdperk heeft zijn eigen zonden. Onwetendheid is kenmerkend voor de kindertijd. Dit is niet verrassend, want het kind weet in dit leven weinig anders. De jeugd is gevuld met lust en volwassenheid is begerig (een passie voor acquisitie en hamsteren).
Rijpe mensen, die op het hoogtepunt van hun leven zijn, tonen in al hun glorie hun trots, wellust, jaloezie, wrok, enz. Als je op Christus let, dan was hij gedurende zijn korte leven heilig. Als kind was hij niet onwetend, in zijn jeugd had hij geen lust en op volwassen leeftijd had hij geen geld nodig.