Het woord 'religie' in het Latijn betekent 'verbinding', wat de verbinding met hogere machten betekent. Alle religies vereisen, ondanks de een of andere definitie van een hoger wezen, absoluut vertrouwen in de fundamentele leerstellingen van een religieus wereldbeeld.
Elke religie vervult 2 hoofdfuncties: praktisch en theoretisch. Het theoretische deel van religie legt aan mensen de oorsprong van de wereld en de principes van haar bestaan uit. Ze biedt mensen haar idee van de wereld en haar structuur, de krachten die erin bestaan, en een uitleg van de reden voor alles op aarde. Zelfs de moderne wetenschap kan geen holistische en alles-verklarende theorie van de wereld bieden - en in de vroege historische perioden waren religieuze wereldbeelden de enige verklaring voor de angstaanjagende mensen van de wereld. Verschillende kerken en religies hebben hun parochianen in een eenvoudige vorm een duidelijk begrip van de wereld en hun plaats daarin gegeven en blijven dit geven. Vanuit de theoretische functie van religie volgt het praktische, dat nodig is voor het spirituele en psychologische evenwicht van het individu - gelovigen leven volgens een bepaalde set regels en wetten die hierboven zijn vastgesteld. In zo'n positie hoeven dergelijke mensen niet zelfstandig complexe morele problemen op te lossen die zich voortdurend in het leven voordoen - tenslotte is er een kant-en-klare oplossing die geen 'maar' tolereert vanaf het begin in religie. Religie brengt haar aanhangers een heel scala aan positieve psychologische emoties: ze voelen beschermd en vol vertrouwen in de toekomst - zelfs in de toekomst na overlijden; hun leven is een betekenisvol fenomeen, waarbij alle gebeurtenissen bepaalde betekenissen en interpretaties hebben; gelovigen kunnen constant communiceren met een hogere macht - God, absoluut gelovend in zijn realiteit; zulke mensen kunnen zich, onderhevig aan bepaalde duidelijke regels van religie, in elke situatie absoluut juist, spiritueel en onfeilbaar voelen; de aanwezigheid van een religieus wereldbeeld geeft gelovigen bepaalde en duidelijke doelen in het leven; diepgelovige mensen hebben altijd iemand om zich te wenden, om hulp of advies te vragen - en ze geloven dat hogere machten het horen - dat wil zeggen, een gelovige kan in feite nooit alleen zijn