Maximiliaan Robespierre was ooit een zeer beroemde asceet van de Grote Franse Revolutie. Van 1793 tot 1794 was hij een "grijze kardinaal" en praktisch het hoofd van de republiek, als een van de belangrijkste ideologen en leiders van een harde revolutionaire dictatuur.
Biografie
Maximilian werd in 1758 geboren in het kleine stadje Arras. Zijn vader, Francois Robespierre, was advocaat en zijn moeder stierf toen de jongen pas zes jaar oud was.
Naast Maximiliaan waren er nog vier kinderen in het gezin. Na de dood van zijn vrouw ging de vader van Robespierre naar het buitenland en liet al zijn kinderen achter bij familieleden. De jongens werden opgevoed door een grootvader van moeders kant en de meisjes gingen in de families van hun tantes wonen.
In 1765 ging Maximilian naar de universiteit in Arras. Toen, in 1769, dankzij de actieve toepassing van kanunnik Eme op Zijne Heiligheid Bisschop Konzi, ontving Maximiliaan een beurs van de Sint-Vaasabdij en kreeg hij de opdracht om te studeren aan het Lyceum van Louis de Grote in Parijs. De jongen besloot in de voetsporen van zijn vader te treden en begon rechten te studeren. Hij studeerde zeer succesvol en werd meerdere keren een van de beste studenten.
Na zijn afstuderen keerde Robespierre terug naar Arras om de advocatuur te beginnen. In april 1789 werd hij verkozen in de Algemene Staten van Frankrijk als plaatsvervanger van de derde stand. Robespierre werkte in de Nationale Vergadering (1789-1791) en bekleedde een extreem linkse positie.
Politieke opvattingen van Robespierre
Robespierre was een actieve voorstander van de ideeën van Rousseau. Maximiliaan bekritiseerde de liberale meerderheid fel vanwege het zwakke radicalisme van de hervormingen. Daarna werd hij de leider van de Jacobijnse club, waarin hij zijn positie ontwikkelde.
Gepassioneerde toespraken, doordrenkt met democratische ideeën en slogans, bezorgden Robespierre roem en bewondering voor het gewone volk, evenals de bijnaam 'Onbeschadigbaar'.
Na de ontbinding van de Nationale Vergadering in 1791 werd Robespierre officier van justitie bij een strafhof in Parijs. Hij verdedigde actief zijn politieke opvattingen en verdedigde de ideeën van de revolutie. In 1792 schreef hij een artikel in de wekelijkse Verdediger van de Grondwet over de noodzaak om de revolutie te verdiepen.
In zijn oproepen tot het volk trad hij op als aanhanger van gelijke politieke vrijheden en rechten voor alle categorieën burgers:
- voor mannen, ongeacht hun religie;
- voor zwarte mensen uit de Franse koloniën;
- vrijheid van meningsuiting;
- gratis montagerechten;
- actieve overheidssteun aan ouderen, armen en gehandicapten.
Robespierre zei dat om al deze doelen te bereiken, het noodzakelijk is om weerstand te organiseren tegen de onbekwame regerende koning en geselecteerde groepen die innovatie belemmeren.
Girondins, Terror en Robespierre
Tijdens de Franse Revolutie was Robespierre een van de meest actieve deelnemers. Op 10 augustus 1792 wordt hij als gevolg van de opstand lid van de Commune van Parijs. In september werd Maximiliaan gekozen in de Conventie, waar hij, samen met Danton en Maratomi, de leider van de linkervleugel werd en begon te vechten tegen de Girondins.
In december 1792 stelde Robespierre de onmiddellijke executie van Louis XVI voor. Na het proces tegen de vorst stemde hij voor de dood van de koning en voerde hij actief campagne voor anderen om ook te stemmen.
Na de overwinning van de revolutionairen en de verdrijving van de Girondins uit de macht, trad Robespierre toe tot het Comité van Openbare Veiligheid.
Samen met zijn medewerkers L.A. Saint-Just en J. Couton bepaalde hij de algemene politieke lijn van de revolutionaire regering en leidde hij deze praktisch.
Vervolgens verzekerde hij zich van een volledige stopzetting van de 'de-kerstening' die werd uitgevoerd door de ultralinks (ebertisten), en veroordeelde hij streng het atheïsme dat zij propageerden.
Robespierre verwierp ook de eisen van gelijkgestemde Danton om een einde te maken aan de bloedige revolutionaire terreur.
In zijn toespraak van 5 februari 1794 en in verschillende andere toespraken, verkondigde hij het hoofddoel van de revolutie om een geheel nieuwe samenleving op te bouwen die gebaseerd was op de bekende Russoistische principes van de 'republikeinse moraal'.
Het hoofdidee van het nieuwe systeem zou volgens Robespierre een kunstmatig gecreëerde staatsreligie moeten worden, namelijk de cultus van het opperwezen.
Maximiliaan dacht dat dankzij de overwinning van de 'republikeinse deugd' alle grote sociale problemen zouden worden opgelost.
De droom van Robespierre was:
- de vernietiging van alle regels en waarden van het oude systeem;
- verbod op voorrechten van het oude regime;
- oprichting van een nieuw democratisch systeem.
Maar verrassend genoeg beschouwde Robespierre strikte terreur als het enige zekere middel om zijn politieke idealen te verwezenlijken.