Sommige mensen hebben zich lange tijd afgevraagd of historische gebeurtenissen willekeurig plaatsvinden, bij toeval en toeval, of dat ze zich aan bepaalde wetten houden. Tot op de dag van vandaag is deze kwestie onderwerp van discussie geweest, wat tot een verhit debat heeft geleid. Veel historici, filosofen, economen en psychologen proberen nog steeds de wetten van historische processen te begrijpen.
De redenering van wetenschappers uit de XVIIII-XIX eeuw. over historische regelmaat
In 1798 verscheen het boek The Experience of the Population Law, uitgegeven door de Engelse econoom T. Malthus. De auteur betoogde dat alle negatieve historische gebeurtenissen, en met name grootse rampen zoals oorlogen, revoluties, worden verklaard door een discrepantie tussen de hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen en de bevolking. Naarmate de bevolking groeit, volgens Malthus, exponentieel en de middelen alleen toenemen bij rekenkundige progressie, leidt dit natuurlijk tot armoede, sociale onrust en oorlog.
Aan het begin van de 19e eeuw verklaarde de Franse filosoof Auguste Cohn, een leerling en bondgenoot van de beroemde utopie Saint-Simon, dat geschiedenis dezelfde exacte wetenschap is als natuurkunde of wiskunde, en dat elke historische gebeurtenis natuurlijk is.
In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond de theorie van het marxisme, genoemd naar de grondlegger Karl Marx. Volgens haar kan elke historische gebeurtenis worden verklaard door de ontwikkeling van productiekrachten, wat op zijn beurt leidt tot veranderingen in de productieverhoudingen.
Sommige onderzoekers (bijvoorbeeld G. Spencer, O. Spengler) kwamen tot de conclusie dat de menselijke samenleving in haar ontwikkeling het biologische organisme volledig herhaalt. Net zoals elk levend wezen wordt geboren, opgroeit, een bloeitijd beleeft en vervolgens oud wordt en sterft, gehoorzamen precies dezelfde wetten de mensen of de staat.