Liberale opvattingen zijn een van de meest invloedrijke ideologische en politieke bewegingen. De principes van vrijheid van persoonlijkheid en meningsuiting, de rechtsstaat, scheiding der machten die hij vandaag heeft ontwikkeld, zijn de belangrijkste waarden van een democratische samenleving.
De oorsprong van het liberalisme
Het concept van liberalisme (van het Latijnse liberalisvrij) verscheen voor het eerst in de literatuur in de 19e eeuw, hoewel het veel eerder in de loop van het sociaal-politieke denken werd gevormd. Ideologie is ontstaan als reactie op de rechteloze positie van burgers in een absolute monarchie.
De belangrijkste verwezenlijkingen van het klassieke liberalisme zijn de ontwikkeling van de theorie van sociaal contract, evenals de concepten van de natuurlijke rechten van het individu en de theorie van de scheiding der machten. De auteurs van The Theory of Social Contract waren D. Locke, S. Montesquieu en J.-J. Russo. De oorsprong van de staat, het maatschappelijk middenveld en de wet is volgens haar gebaseerd op een overeenkomst tussen mensen. Het sociale contract houdt in dat mensen de soevereiniteit gedeeltelijk opgeven en overdragen aan de staat in ruil voor het waarborgen van hun rechten en vrijheden. Het belangrijkste principe is dat een legitiem bestuursorgaan moet worden verkregen met toestemming van de geregeerde en dat het alleen die rechten heeft die door de burgers aan haar zijn gedelegeerd.
Op basis van deze tekenen erkenden de voorstanders van het liberalisme de absolute monarchie niet en geloofden ze dat een dergelijke macht corrupt is, omdat het heeft geen beperkende principes. Daarom drongen de eerste liberalen aan op de gepastheid van de scheiding van bevoegdheden in wetgevend, uitvoerend en gerechtelijk. Zo ontstaat een systeem van checks and balances en is er geen ruimte voor willekeur. Een soortgelijk idee wordt in detail beschreven in de werken van Montesquieu.
De ideologische grondleggers van het liberalisme hebben het principe van natuurlijke onvervreemdbare rechten van een burger ontwikkeld, inclusief het recht op leven, vrijheid en eigendom. Hun bezit hangt niet af van het behoren tot een klasse, maar wordt gegeven door de natuur.
Klassiek liberalisme
In de late 18e en vroege 19e eeuw kreeg een vorm van klassiek liberalisme vorm. Tot zijn ideologen behoren Bentham, Mill, Spencer. Voorstanders van klassiek liberalisme richtten zich niet op sociale, maar individuele belangen. Bovendien werd de prioriteit van het individualisme door hen in een radicaal extreme vorm verdedigd. Dit onderscheidde het klassieke liberalisme van de vorm waarin het oorspronkelijk bestond.
Een ander belangrijk principe was het antipaternalisme, dat een minimale tussenkomst van de overheid in het privéleven en de economie betekende. Deelname van de staat aan het economische leven moet worden beperkt tot het creëren van een vrije markt voor goederen en arbeid. Liberalen zagen vrijheid als een belangrijke waarde, waarvan de belangrijkste garantie privé-eigendom was. Economische vrijheid had dan ook de hoogste prioriteit.
De basiswaarden van het klassieke liberalisme waren dus persoonlijke vrijheid, de onschendbaarheid van privébezit en minimale staatsparticipatie. In de praktijk droeg een dergelijk model echter niet bij tot de vorming van het algemeen welzijn en leidde het tot sociale stratificatie. Dit leidde tot de verspreiding van het neoliberale model.